De voorbije weken heb ik lesgegeven in een lagere school in Antwerpen.
Het was niet alleen een leerrijke ervaring voor de kinderen. Ik heb ook heel veel geleerd. Ik ontmoette er twintig mondige 12-jarigen en sloot hen stuk voor stuk in mijn hart. Zelfs het hyperkinetische ventje dat om de haverklap “woela” door de klas schreeuwt. En de jongen die minimum één keer per dag straf krijgt, en een peperkoeken hartje blijkt te hebben.
Slechts drie van de 20 kinderen spreken thuis Nederlands. Taal en Cultuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als je, zoals ik, Nederlands wil doceren, kun je maar beter goed op de hoogte zijn van hoe je omgaat met kinderen/jongeren/volwassenen met een andere culturele achtergrond. Ik leerde er bijvoorbeeld dat moslims geen snoepjes eten omdat daar gelatine in zit, en gelatine is van varkens gemaakt en dus haram.
Toen we met de kinderen naar een schoolvoorstelling in het cultuurcentrum gingen, bleek er een wereld van verschil te zijn tussen de kinderen uit mijn vriendenkring en mijn leerlingen op school. De kinderen die ik ken, gaan vaak naar Het Paleis of Bronks en voelen zich hier als een vis in het water. Mijn leerlingen op school niet. Zij wisten niet goed hoe zich te gedragen. Sommigen aten tijdens de voorstelling, anderen gaven ostentatief blijk van hun verveling.
Het viel mij ook op dat de voorstelling totaal niet aansloot bij de leefwereld van deze kinderen. De namen van de personages klonken niet vertrouwd, ze konden zich niet inleven in het verhaal en de grapjes waren voor hen niet grappig. En toen bleek dat een meisje een jongenspersonage speelde, begrepen ze er helemaal niets meer van. Misschien kunnen theatermakers die kinder – en jongerenvoorstellingen maken ook eens een dagje meelopen in een lagere school/ secundaire school met een groot aantal anderstaligen?